Tijdens een bezoek aan het Institute for Concrete Matter in Haarlem van onze betreurde Frido Troost werd ik op 13 oktober 2011 verrast door een anoniem 19de eeuws fotoalbum.1 Een eenvoudig, ongelinieerd kantoorschrift (21 x 17 cm, 376 deels lege pagina’s) bleek bijna vierhonderd ingeplakte en los liggende (gealbumiseerde) zout- en albuminedrukken te bevatten, vermoedelijk grotendeels gemaakt door één fotograaf. Bij de eerste kennismaking was niet direct duidelijk of er sprake was van een Nederlandse maker. Naast talloze portretfoto’s en topografische opnamen wekten vooral de ingeplakte en losse microfoto’s mijn interesse.
Hoewel het album met uitzondering van de naam van een enkele geportretteerde – dr. Heerdt en V.d. Broek – geen annotaties bevat, bleek de ontstaansdatum rond 1860 te liggen. Dit op grond van één foto waarop de datum van 4 september 1858 leesbaar is met de tekst: ‘Hulde aan Z.K.H. den Prins van Oranje’. Op die datum bereikte de oudste zoon van koning Willem III de volwassen leeftijd en verschillende foto’s van daarmee samenhangend festiviteiten zijn met zekerheid in Venlo gemaakt.
Omdat albums met foto’s van één maker uit het midden van de 19de eeuw uiterst zeldzaam zijn, werd contact opgenomen met het Rijksmuseum in Amsterdam. Mede omdat dit museum de vroegst bekende Nederlandse albums van Eduard Isaac Asser bezit. Desgevraagd bekeek fotoconservator Hans Rooseboom het album en kwam tot de voorlopige conclusie dat hier inderdaad sprake was van een uniek object. Alleen ontbraken de financiële middelen om het op dat moment te verwerven.
Om te voorkomen dat het in verkeerde handen zou vallen, uit elkaar zou worden getrokken of naar het buitenland zou verdwijnen besloot ik na rijp beraad om het privé te verwerven. Met het idee dat het bij eventuele toekomstige verkoop deel uit gaat maken van een Nederlandse openbare collectie.
Met hulp van verschillende lokale archieven en vooral de website www.zoekplaatjes.nl van Wim de Koning Gans werd door crowd sourcing verrassend snel de nodige informatie verzameld over de topografische foto’s in het album. Deze bleken te zijn gemaakt in Breda, Dalem, Delft, Gorcum, Leeuwarden, Venlo, Zierikzee, Zutphen en Zwijndrecht. Al deze opnamen behoren tot de oudst bekende van de betreffende steden. Van deze vroege topografische opnamen werd alleen een foto van de vishal in Breda als primeur gepubliceerd op de voorpagina van BN De Stem d.d. 25 april 2012.
De vele foto’s met militaire onderwerpen (75), de microfoto’s (10) en het feit dat bijna alle gefotografeerde steden garnizoensplaatsen waren, wijzen op een militaire arts of apotheker als de fotograaf. Deze veronderstelling wordt versterkt door reproducties van militaire ziekentransporten uit een Duitstalige publicatie en een drietal reproducties van een lithografisch portret van Carl von Rokitansky (1804-1878) – bij leven een gerenommeerd patholoog-anatoom in Praag. Nader onderzoek in militaire archieven kan mogelijk uitwijzen of de veronderstelde medische achtergrond van de fotograaf inderdaad klopt. Zijn gedocumenteerde verblijf in Venlo op of rond 4 september 1858 biedt in ieder geval een belangrijk aanknopingspunt voor identificatie van de maker/samensteller van het album. Met het Legermuseum in Delft is in eerste instantie contact geweest over de datering van de verschillende militaire uniformen. Later heeft Ed van Engeland hier cruciale informatie aan toegevoegd en drie of vier militairen in het album kunnen identificeren.
De reproductie van één carte-de-visite in het album lijkt te wijzen op een connectie met Japan. Deze toont een lid van het zogenoemde Takenouchi-gezantschap, dat in 1862 een bezoek aan ons land bracht. Volgens Tani Akiyoshi – als (foto)historicus verbonden aan de universiteit van Tokyo – is dit portret gemaakt door de Haagse fotografe Maria Hille. Deze mogelijke connectie met Japan leidde tot onderzoek naar Nederlandse artsen die daar in het derde kwart van de 19de eeuw werkzaam waren en tevens experimenteerden met de fotografie. Achtereenvolgens waren zij: J.K. van den Broek (1853-1857), J.L.C. Pompe van Meerdervoort (1857-1863) en A.F. (‘Toon’) Bauduin (1862-1870). Van laatstgenoemde zijn een groot aantal aldaar gemaakte foto’s bewaard gebleven, die inmiddels behoren tot de collectie van de universiteit van Nagasaki en het Rijksmuseum in Amsterdam.2 Op een aantal van deze foto’s is Toon Bauduin zelf te zien. Zijn gelaatstrekken en met name haardracht tonen de nodige verwantschap met 16 veronderstelde zelfportretten in het album. Gezien de fotografische activiteiten van Toon Bauduin in Japan, moet hij voor zijn vertrek al de nodige ervaring met dit medium hebben opgedaan. Maar vooralsnog zijn er geen foto’s van zijn hand bekend uit de periode voor 1862. Een mogelijke reden is dat Toon Bauduin en zijn jongere broer A.J. [‘Albert’] Bauduin – die van 1859-1874 als koopman in Japan verbleef – ongehuwd en kinderloos in Den Haag overleden en dat hun nalatenschap dus mogelijk in het publieke domein terecht is gekomen.
Door de Universiteit Twente is gezichtsvergelijkend digitaal onderzoek gedaan naar een aantal veronderstelde zelfportretten in het album en twee portretten die met zekerheid in Japan van Toon Bauduin zijn gemaakt. De uitkomst hiervan is dat twee van de mogelijke zelfportretten in het album een duidelijke match vormen met die uit Japan; bovendien dat het album een tweede groep van zes portretten bevat waarvan min of meer vaststaat dat het om één persoon gaat, zonder dat er een evidente match kon worden geconstateerd met de portretten uit Japan.
Tenzij het tegendeel wordt bewezen is de voorlopige conclusie dat het album aan Toon Bauduin kan worden toegeschreven, vermoedelijk door hemzelf werd samengesteld en dat de foto’s dateren uit de periode van 1855-1875.
Dat tegendeel is inmiddels bewezen dankzij de reacties op het artikel ‘Uniek fotoalbum uit de 19de eeuw’ dat Arjen Ribbens op 11 oktober 2018 publiceerde in NRC Handelsblad en NRC Next. De fotograaf blijkt een andere militaire arts te zijn geweest dan Bauduin. Achteraf gezien was er dus sprake van een verkeerd spoor. Om het verloop van het onderzoek blijvend te documenteren zijn de oorspronkelijke teksten van van de website echter nauwelijks gewijzigd en wordt de identiteit van de maker onthuld in een nieuwe paragraaf over ‘De ontknoping. Gevolgd door het verslag van een biografisch onderzoek zoals opgesteld door Gino Mommersteeg van het Gemeente-archief Venlo.